Bloedsomloop

 

De bLoedsamenstelling

Het bloed van de fluithaas bestaat voor 55% uit bloedplasma en voor 45% uit bloedcellen en bloedplaatjes, net als bij ieder ander zoogdier. Bloedplasma is water met plasma-eiwitten en opgeloste stoffen. Het bloedplasma vervoert een heel klein beetje zuurstof, voedingsstoffen, antistoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Fibrinogeen is een plasma-eiwit, en fibrinogeen speelt een rol bij bloedstolling. De bloedcellen in bloed van de fluithaas zijn onderverdeeld in twee soorten bloedcellen: rode- en witte bloedcellen. Rode bloedcellen hebben geen celkern. Ze bevatten hemoglobine. De functie van rode bloedcellen is het vervoeren van zuurstof door het hele lichaam van de fluithaas. Witte bloedcellen bevatten wel een celkern. Ze hebben geen vaste vorm. De functie van witte bloedcellen is afweer tegen ziekteverwekkers, zo kunnen witte bloedcellen bacteriën insluiten en zo doden.

 

De BLOEDSomloop

De fluithaas heeft net als andere zoogdieren een dubbele bloedsomloop. Dit houdt in dat het bloed bij een omloop twee keer door het hart gaat. Er zijn twee soorten bloedsomloop; de kleine en de grote bloedsomloop. De volgorde van de kleine bloedsomloop is: hart - longen - hart. De functie van de kleine bloedsomloop is het opnemen van zuurstof in het bloed en het afgeven van koolstofdioxide aan de lucht. Dit wordt gedaan door middel van de gaswisseling in de longen (zie ademhaling). De volgorde van de grote bloedsomloop is: hart - rest van het lichaam - hart. De functie van de grote bloedsomloop is het afgeven van zuurstof en voedinsstoffen aan de cellen, en het opnemen van koolstofdioxide en andere afvalstoffen in het bloed. 

 

Het Hart

Het hart is een spier in het lichaam van de fluithaas die vanbinnen hol is. Het hart van de fluithaas gebruikt zuurstof en voedingsstoffen bij de verbranding. Het hart is in het menselijk lichaam ongeveer zo groot als een vuist, maar in het lichaam van een fluithaas is het hart ongeveerzo groot als een pingpongballetje. Het hart is onderverdeeld in vier ruimtes: de rechterkamer, de linkerkamer, de rechterboezem en de linkerboezem. Als eerste komt het bloed in de kamers terecht. De boezems trekken dan samen. De hartkleppen zijn open en de halvemaandvormige kleppen zijn dicht. De hartkleppen zijn de kleppen tussen de boezems en de kamers, en de halvemaanvormige kleppen zijn de kleppen tussen de rechterkamer en de longslagader en tussen de linkerkamer en de aorta. Nadat de hartkleppen opengaan trekken de kamers zich samen. De hartkleppen gaan dan dicht. De druk in de kamers stijgt dan. De halvemaanvormige kleppen gaan open en door de druk wordt het bloed in de longslagader(s) en de aorta gepompt. Na dit alles volgt de hartpauze. In de hartpauze ontspannen zowel de boezems als de kamers. Het bloed stroomt dan vanuit de holle aders en de longaders naar de boezems en de kamers. De hartkleppen zijn dan open, en de halvemaanvormige kleppen zijn dicht. Dit alles wordt steeds herhaald, omdat het een hartslag is. 
Om het hart lopen bloedvaten. Dit zijn de kransaders en de kransslagaders. Door de kransaders stroomt bloed dat rijk is aan koolstofdioxide en ander afvalstoffen. De kransaders voeren het bloed weg van de hartspier. De kransaders beginnen in de rechterboezem van het hart. Door de kransslagaders stroomt bloed dat veel zuurstof bevat naar de hartspier. De kransslagaders zijn aftakkingen van de aorta. 
 
 
 

 

Doorzoek de website

Gefluit

De fluithaas heeft zijn naam niet alleen te danken aan het feit dat hij bij de orde van de haasachtigen hoort, maar ook door het geluid dat hij maakt. Het "gefluit". Bij de  film pjes hoort u dit gefluit. 

Warmbloedig? Koudbloedig?

De fluithaas is warmbloedig, want het is een zoogdier. Omdat de fluithaas warmbloedig is, heeft dit dier geen winterslaap nodig. De fluithaas heeft een constante lichaamstemperatuur.

 

Verbranding

De fluithaas heeft verbranding in het lichaam nodig, anders gaan zijn cellen dood, en zo ook het beest zelf. Voor verbranding is een brandstof nodig. Bij de fluithaas is die brandstof voor het grootste deel glucose. Dit haalt hij uit planten, want het is een herbivoor, een planteneter. Glucose komt in planten terecht door fotosynthese.